Bijlage 5. EMU-saldo
Het EMU-saldo is een in Europees verband gehanteerd en gedefinieerd macro-economisch begrip. De EU-lidstaten mogen op grond van de Europese regelgeving een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Aan dit maximale tekort van 3% hebben, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel. De gemeenten hanteren een baten- en lastenstelsel maar de EMU-systematiek werkt op een andere manier. Omdat het daarbij gaat om de werkelijke geldstromen tellen bijvoorbeeld de afschrijvingslasten niet mee, maar de daadwerkelijke investeringen gedurende het jaar wel.
Het EMU-saldo geldt binnen de Europese Unie als een indicator om de gezondheid van de overheidsfinanciën te kunnen bepalen. Dit saldo geeft aan of de gemeente meer of minder heeft uitgegeven dan er binnenkomt. Omdat het hierbij gaat om de werkelijke geldstromen tellen bijvoorbeeld de afschrijvingslasten niet mee, maar de gerealiseerde investeringen wel en ook de aan- en verkopen van gronden. Bij een sluitende exploitatie kan er daardoor toch sprake zijn van een negatief EMU-saldo. Het EMU-saldo van de Venray komt voor 2019 uit op afgerond € 3.5 miljoen negatief. Dit betekent dus dat de daadwerkelijke uitgaven € 3.5 miljoen hoger zijn dan de daadwerkelijke inkomsten in 2019. Dit komt met name door de toename van de materiele vaste activa.
Voor Venray is een referentiewaarde (tekort) van toepassing van ruim € 1.7 miljoen (septembercirculaire 2018 gemeentefonds). Een individuele EMU-referentiewaarde betreft echter geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft. Daar zijn op individueel gemeentelijk niveau verder ook geen consequenties aan verbonden.
Op basis van de wet HOF kan het Rijk wel maatregelen nemen als decentrale overheden in enig jaar hun maximale aandeel overschrijden en meerjarig geen zicht is op verbetering.